De RegelPiet
kort verhaal
Elke verkeersregeltechnicus kent dat wel: een kruispunt waar je eenmaal aan hebt gewerkt, maar dat telkens weer op je bureau terug komt. En meestal blijft het niet tot je bureau beperkt, maar moet je er ook naar toe. Meer dan eens. Zo had ik een kruispunt in Rietveen, waar grote problemen speelden. Geregeld moesten mijn collega’s en ik er naar toe om de problemen te helpen oplossen. Het was een groot kruispunt, met veel ’toeters en bellen’ in de verkeersregeling en in de regelautomaat. We werkten in een team van specialisten, ieders inbreng was nodig.
De eerste keer dat we er waren viel het me na verloop van tijd op dat er op het kruispunt een man stond die het verkeer regelde. Nou ja, op zijn manier dan. Het bleek om ‘Piet’ te gaan. Piet hielp ons het verkeer te regelen als de verkeerslichten even uit moesten. Piet was geen verkeersagent. Piet kwam uit een tehuis, niet ver van het kruispunt.
Maar ja-a, Piet stond wél tussen het verkeer op het kruispunt. Eerst schrokken we daar natuurlijk van, maar dat bleek absoluut onnodig: Piet kende iedereen die voorbij kwam, en iedereen kende Piet. Een van ons had nog een oud veiligheidsvestje in zijn auto liggen, dus gaf hij dat aan Piet, zodat iedereen duidelijk kon zien dat Piet het verkeer regelde. Hij glom van trots. En het verkeer liep gesmeerd. Hij kon er wat van! Zelfs de echte agenten lieten Piet z’n gang gaan en knipoogden begrijpend naar ons als ze voorbij reden.
Zoals gezegd, wij kwamen er wel vaker. En telkens was het alsof Piet op de uitkijk stond om ons te zien aankomen. Want hij was er als de kippen bij om het verkeer te regelen. Dat was immers Piets taak. Als je dat zo twee keer hebt meegemaakt ga je er de volgende keren vanzelf op rekenen dat Piet er ook wel weer zal zijn, dus we namen standaard een extra veiligheidsvestje mee als we naar Rietveen reden.
Piet verzaakte nooit. Telkens als we klaar waren met het werk en de regelinstallatie weer in bedrijf ging, leverde Piet zijn vestje weer bij ons in, hoewel met enige teleurstelling in zijn stem, omdat we ‘nu alweer?’ klaar waren met ons werk.
Op een keer gaven we hem na afloop ons vestje cadeau. Mocht hij houden. Kon hij altijd het verkeer regelen wanneer dat nodig was. Uitzinnig en vol trots liep Piet daarmee naar huis. Toen wij onze spullen hadden opgeruimd, reden we langs het tehuis waar Piet met drie kameraden nog voor het raam stond. We herkenden duidelijk Piet ertussen, dat kon ook niet missen: hij stond tweede van links, met zijn vestje nog aan. We zwaaiden, ze zwaaiden alle vier enthousiast terug.
Maar de laatste keer dat ik er was, liep het toch even anders: Piet kwam niet opdagen. Het verkeer werd niet geregeld. Geen Piet. Toen begreep ik hoe gehecht ik was geraakt aan ‘onze Piet’. Niemand van ons wist waarom Piet niet kwam, of waar hij was. Afijn, we deden ons werk. Maar er heerste niet de gemoedelijke sfeer als voorheen, er miste duidelijk wat. Na afloop reed ik toch even langs het tehuis. Wat ik daar zag…
Het was inmiddels schemerdonker, de lichten in het huis waren al aan. Voor het raam stonden Piets drie makkers, met een kleine opening tussen hen in: tweede van links. Door die opening heen kon ik de muur van de zaal zien. Er hing een veiligheidsvest aan de muur, met een foto van Piet ernaast. Met schrik drong het beeld tot me door. Piet is niet meer. En wie moet het verkeer nu regelen? Toen ik verder reed pinkte ik een traantje weg. Wat zál ik hem missen, onze Regelpiet!
De eerste keer dat we er waren viel het me na verloop van tijd op dat er op het kruispunt een man stond die het verkeer regelde. Nou ja, op zijn manier dan. Het bleek om ‘Piet’ te gaan. Piet hielp ons het verkeer te regelen als de verkeerslichten even uit moesten. Piet was geen verkeersagent. Piet kwam uit een tehuis, niet ver van het kruispunt.
Maar ja-a, Piet stond wél tussen het verkeer op het kruispunt. Eerst schrokken we daar natuurlijk van, maar dat bleek absoluut onnodig: Piet kende iedereen die voorbij kwam, en iedereen kende Piet. Een van ons had nog een oud veiligheidsvestje in zijn auto liggen, dus gaf hij dat aan Piet, zodat iedereen duidelijk kon zien dat Piet het verkeer regelde. Hij glom van trots. En het verkeer liep gesmeerd. Hij kon er wat van! Zelfs de echte agenten lieten Piet z’n gang gaan en knipoogden begrijpend naar ons als ze voorbij reden.
Zoals gezegd, wij kwamen er wel vaker. En telkens was het alsof Piet op de uitkijk stond om ons te zien aankomen. Want hij was er als de kippen bij om het verkeer te regelen. Dat was immers Piets taak. Als je dat zo twee keer hebt meegemaakt ga je er de volgende keren vanzelf op rekenen dat Piet er ook wel weer zal zijn, dus we namen standaard een extra veiligheidsvestje mee als we naar Rietveen reden.
Piet verzaakte nooit. Telkens als we klaar waren met het werk en de regelinstallatie weer in bedrijf ging, leverde Piet zijn vestje weer bij ons in, hoewel met enige teleurstelling in zijn stem, omdat we ‘nu alweer?’ klaar waren met ons werk.
Op een keer gaven we hem na afloop ons vestje cadeau. Mocht hij houden. Kon hij altijd het verkeer regelen wanneer dat nodig was. Uitzinnig en vol trots liep Piet daarmee naar huis. Toen wij onze spullen hadden opgeruimd, reden we langs het tehuis waar Piet met drie kameraden nog voor het raam stond. We herkenden duidelijk Piet ertussen, dat kon ook niet missen: hij stond tweede van links, met zijn vestje nog aan. We zwaaiden, ze zwaaiden alle vier enthousiast terug.
Maar de laatste keer dat ik er was, liep het toch even anders: Piet kwam niet opdagen. Het verkeer werd niet geregeld. Geen Piet. Toen begreep ik hoe gehecht ik was geraakt aan ‘onze Piet’. Niemand van ons wist waarom Piet niet kwam, of waar hij was. Afijn, we deden ons werk. Maar er heerste niet de gemoedelijke sfeer als voorheen, er miste duidelijk wat. Na afloop reed ik toch even langs het tehuis. Wat ik daar zag…
Het was inmiddels schemerdonker, de lichten in het huis waren al aan. Voor het raam stonden Piets drie makkers, met een kleine opening tussen hen in: tweede van links. Door die opening heen kon ik de muur van de zaal zien. Er hing een veiligheidsvest aan de muur, met een foto van Piet ernaast. Met schrik drong het beeld tot me door. Piet is niet meer. En wie moet het verkeer nu regelen? Toen ik verder reed pinkte ik een traantje weg. Wat zál ik hem missen, onze Regelpiet!